Uit financieel oogpunt werd na de verplaatsing besloten de restauratie uit te voeren in twee fases: eerst de restauratie van de kap en in een later stadium de restauratie van de gevels. Bij de restauratie van de kap was de grootste ingreep het vernieuwen van twee-derde deel van de wurmten, de balken die een verbinding vormen tussen de kapspanten en de jukstijlen. Deze waren ingerot, doordat de hoek tussen het dakhout en het wurmt in de negentiende eeuw werd opgevuld met metselwerk -een constructiemethode ten behoeve van zaadopslag die men ook in molenschuren kan aantreffen. Het gebruik van een zachte steen met een kalkmortel werkte het vasthouden van vocht in de hand.
Na het vernieuwen van de wurmten werd het dakhout onder de eerste gording vernieuwd. We gebruikten hiervoor oud dakhout, afkomstig uit de restauratie van de droogschuur van papiermolen De Schoolmeester. Hierdoor valt het bijna niet op dat vrij veel materiaal van de kap is vernieuwd.
Bij de restauratie van de gevels streefden we ernaar zoveel mogelijk origineel materiaal te behouden of te hergebruiken. Alleen de gevel aan de zuidkant moest geheel worden vernieuwd. Deze was in de vorige eeuw aangebracht met te dun weeghout, dat door de bezonning erg scheurde en ging doorslaan, wat houtrot veroorzaakte. Door het verwijderen van deze gevel werd het mogelijk het pand weer recht te schranken. Het pand was zo’n elf centimeter in de breedte en vijftien centimeter in de lengte geschrankt.
Bij de restauratie van de gevels is de oostgevel als voorbeeld aangehouden, omdat deze in vrijwel originele staat verkeerde. Dit in tegenstelling tot de westgevel die eind achttiende eeuw of begin negentiende eeuw geheel is vervangen. Op beide kopgevels zijn weer gedraaide makelaars aangebracht, naar voorbeeld van een foto van Breebaart.